IEC 61482 Beschermende kleding tegen thermische gevaren van een elektrische vlamboog
Deze norm is opgesteld voor kleding die bescherming biedt tegen de thermische gevolgen van een elektrische vlamboog. De kleding valt in risico-klasse III: dit houdt in dat ze jaarlijks gecontroleerd moeten worden. De bescherming tegen de gevolgen van 'electric arc' kan op 2 manieren getest worden.
- IEC 61482-1-1: De "Open Arc" methode
- IEC 61482-1-2: De BOX-test
Bij deze testmethodes wordt het doek getest en komt daar één waarde uit. Naast het doek wordt bij beide testmethoden ook een kledingstuk getest. Hierbij wordt geen energetische waarde bepaald, maar het kledingstuk wordt na de blootstelling aan de vlamboog gecontroleerd op mankementen met betrekking tot de naden, sluitingen en alle andere accessoires.
Hoe wordt de kleding getest?
In een boxtest wordt een pop met sensoren geplaatst voor het veroorzaken van een explosie. De explosie richt zich op de veiligheidskleding om vervolgens te beoordelen hoeveel hitte door de kleding komt en of het kledingstuk beschadigd raakt als gevolg van de explosie. Zowel het doek als het gehele kledingstuk worden getest. De gebruiker dient de kleding wel uit kunnen doen na blootstelling aan een vlamboog, dus wordt gekeken of bijvoorbeeld de ritsen en knopen werken zoals zou moeten.
IEC 61482-1-1: De "Open Arc" Methode
De IEC 61482-1-1: De "Open Arc" Methode maakt gebruik van een open vlamboog in een middenspanningsbereik (> 1.000V) die met beschermende kleding naar een dummy of staal stof wordt geschoten. Elektroden achter het doek en de beschermende kleding registreren de warmteoverdracht van de vlamboog door de doek/kledingstukken. Hieruit kan bepaald worden of een persoon een tweedegraads verbranding oploopt.
In de eerste stap wordt het doek blootgesteld aan verschillende energieniveaus om een goedgekeurde arc rating te verkrijgen. Deze herziene testmethode wordt nu strikter gecontroleerd en gereguleerd dan voorheen. Dit kan ertoe leiden dat eerder verkregen resultaten kunnen afwijken van nieuwe testen. De bescherming in de kleding is echter nog steeds hetzelfde als voorheen, ondanks het feit dat de Arc Rating soms een lagere waarde heeft na hertesten.
In stap twee wordt de beschermende kleding getest met het energieniveau waartoe de doektest uit stap 1 heeft geleid. Een recente wijziging die aan de norm is toegevoegd is dat het geteste kledingstuk een nabrandtijd van maximaal 5 seconden mag hebben om te worden goedgekeurd. Alle tests resulteren in twee verschillende vlamboogclassificaties op basis van de schietresultaten en de Stoll curve. Dit laatste wordt gebruikt om de kans te berekenen dat een persoon een brandwond oploopt.
- Het eerste resultaat ELIM (Incident Energy Limit, cal/cm²) laat de gebruiker weten hoeveel energie de beschermende kleding weerstaat zonder enig risico op tweedegraads verbranding. De ELIM-waarde is de officiële waarde voor vlamboogclassificatie volgens de nieuwe norm en veel collecties zijn geactualiseerd met een ELIM-waarde.
- Het tweede resultaat is ofwel ATPV (Arc Thermal Performance Value, cal/cm²) of EBT (Energy Break Open Threshold, cal/cm²) en laat de gebruiker zien hoeveel energie de beschermende kleding weerstaat als er een kans van 50% is op een tweedegraads verbranding. ATPV geeft het energieniveau aan dat nodig is om de temperatuur achter het doek zoveel te laten stijgen waardoor tweedegraads verbrandingen optreden, terwijl EBT het energieniveau aangeeft waarbij het doek open breekt en kan leiden tot een tweedegraads brandwond.
ELIM geeft de Arc Rating aan voor het gehele kledingstuk. Informatie zoals de ATPV en EBT geven meer informatie. Aangezien ELIM de energiewaarde aangeeft waarbij de kans tweedegraads verbranding 0% is, en de ATPV/EBT een rekengemiddelde met een kans van 50% op tweedegraads verbranding, is de ELIM-waarde gebruikelijk lager dan de ATPV/ EBT.
De verschillen tussen ELIM en ATPV/EBT benadrukken he feit dat het dragen van meerdere lagen zorgt voor de beste bescherming Zo kan met ARC-gerelateerde onderkleding een extra beschermlaag gecreëerd worden die brandwonden kan verminderen of voorkomen.
IEC 61482-1-2: De BOX-test
Deze testmethode werd veelal vroeger op zichzelf gebruikt. Bij deze methode wordt vanuit 1 richting (de box) een vlamboog opgewekt door kortsluiting met 168 kJ (4kA (kiloampère) en 400V) bij klasse 1 of 320kJ (7kA en 400V) bij klasse 2. De vlamboog duurt daarbij niet langer dan 500ms. De warmte doorgang wordt gemeten en moet onder de Stoll Curve blijven om aan de klasse te voldoen. De Stoll Curve is een tabel die aangeeft bij welke temperatuur en tijd een tweedegraads brandwond ontstaat. Tevens wordt beoordeeld op navlammen, gatvorming, smelten en dergelijke.
In tegenstelling tot de Open Arc test is er geen resultaatschaal in de kledingtesten, maar slechts twee niveaus waarop het kledingstuk wel of niet is goedgekeurd. Een kledingstuk met één laag vlamvertragend doek passeert meestal APC 1, zelfs een dun t-shirt of overhemddoek. Om APC 2 te halen is meestal een systeem met twee of drie doeklagen of een gevoerd kledingstuk vereist. Dit maakt het moeilijker om de bescherming aan te passen aan het risico, zonder aan comfort in te leveren.
Hoe wordt de beschermingsklasse getoond?
In Europa werd in het verleden meestal alleen de BOX-test uitgevoerd, hierdoor is vaak alleen de APC klasse 1 of 2 bekend. Sommige merken zoals Tranemo en Portwest tonen bij nieuwere producten al de ELIM waarde. Tranemo toont zelfs de EBT waarde.
De APC klasse wordt als 1 of 2 getoond, en ELIM en EBT worden getoond in cal/cm2. Voor zover dit mogelijk is proberen we bij alle producten deze klasses te vermelden.